De euforie
Je spreekt je benen aan en vraagt ze in beweging te komen. Het gestel is gesmeerd, dus je hebt hoge verwachtingen. Aan de voorbereiding heeft het niet gelegen. Het startschot valt en je heft je knieën, je zwaait je armen naar voren en duwt je neus in de wind. Als een windhond snel je weg en commandeert iedereen die je de weg verspert aan de kant te gaan.
Iedere minuut starend naar je pols – waar zich een gps-horloge bevindt, die je op de meter nauwkeurig probeert duidelijk te maken welke afstand je hebt afgelegd, wat je snelheid betreft – en indien je zo’n band draagt die je hartritme controleert, je voorziet van de ontelbare vibraties van die kloppende motor.
’t Kreng (horloge) begint te trillen en lijkt je aan te sporen je tempo te verhogen – want je hebt jezelf wijs gemaakt, dat vandaag je PR (Personal Record) aan flarden moet.
Je draagt overigens nauwelijks iets degelijks aan je lijf. Een broekje die op een boxer lijkt, een hempíe en vederlicht schoeisel, zodat je als een veertje over het wegdek dwarrelt. Ieder grammetje telt, hoor ik je wel eens zeggen.
Hier en daar langs het parcours schreeuwen onbekenden je toe, alsof ze familie van je zijn. Je kent die dwazen niet eens, wat schreeuwen ze nou.
Niets vermoedend storm je door ’t open veld in, waar je kennismaakt met de wind. Met een klap in je gezicht baan je een weg langs gierende weilanden, waar koeien met graspollen tussen de kiezen staan te herkauwen. Af en toe mekkert er een geit, hinnikt er een paard, brult een groene kikker om je uit hun territorium te verjagen.
Je nadert ’t bos, waar je heuvels niet kunt ontlopen. Je zult er niet aan ontkomen, maar het lijkt je niet te deren. Je kickt er op, zoals je jezelf moed in praat dat vandaag je dag is. Daar lag je bijna, met je snuit in de blubber al voor je je enkels zou breken door als een bezetene ’t wildrooster over te vlammen.
De adrenaline stroomt door je gestel, van je hart naar de toppen van je ledematen. Wat bezielt je die heuvel op te stormen! Waar stopt dit? Komt er nog een eind aan. Je weet precies waar je bent, hoe ver je nog moet en dankzij dat kreng aan je pols weet je ook nog eens wat er voor nodig is om daadwerkelijk naar een PR te snellen.
De heuvel af besluit je te versnellen, want het is je dag vandaag. Je voelt dat er meer in zit. In een totale trance struin je door, en door, tot je de laatste kilometer nadert. Waarin je in de meters vooraf, zo’n beetje je blik niet meer van je pols weet te houden. Het gaat er om spannen!
Je knalt de laatste kilometer in. Je begint het ritme van de armzwaaien te verhogen, waardoor je benen niet anders kunnen dan volgen. Bolle wangen, waarbij je dioxide uit je longen probeert te blazen.
Razend snel draaf je voorbij, ik kon nauwelijks zien of jij ’t was. Vuurrood aangelopen, niet te herkennen. Was jij het wel? Gezien de tijd die je mij doorgaf, zodat ik me kon opstellen in de finishstraat, moest je het wel zijn. Ik kon nog net een foto van je achterste maken.
Boven de finishlijn tikt de tijd richting de 1:25. Je moet eronder, onder die 1:25. De handjes gaan de lucht in, niet voor de foto – in de laatste kilometer wordt je geflitst voor de commercie – maar voor de tijd die je gaat verslinden.
Zes seconden!! Zes seconden onder de 1:25. 1:24:54!! Een wonder. De finish gepasseerd, kniel je neer op ’t asfalt. Je weet nog net je handen op je knieën te leggen om jezelf te ondersteunen. Je blaast uit, het is gedaan en ik moet het horen.
De reis naar huis praat je euforisch. Je hebt ’t nergens anders meer over. Je bent bedolven onder ’t spraakwater. Een week later moest ik het nog aanhoren. Wat een passie. Wat een klasse! Maar eigenlijk ben jij alweer bezig met de volgende loop, waar je jezelf wederom wilt overtreffen. Ik hoor je nog zeggen: ‘er zit meer in, ik kan beter’!
Je bent bezeten jongen. Kom ik nog voor in je plannen?
Tussen wal en schip. De naam is Flip!