Uitsmijter 102

Hangend onderuit in m’n draaistoel met de knieën reikend tot over die hoogglans gelakte leuning waarvan de nerven richting m’n hart wijzen. Met gaten in m’n sokken voel ik de koude lucht door de kamer circuleren. Rechts van mij begeeft zich een keramieke fruitschaal gevuld met walnoten, je weet wel, die overeenkomst hebben met die kwabben onder onze schedels. Fascinerend reliëf, terwijl ik de notenkraker, die dagen in de vensterbank heeft gelegen, erbij pak. Aangezien de temperatuur nimmer boven het vriespunt is uitgekomen de laatste dagen, geleid hij de kou door mijn lichaam. De rillingen lopen over m’n armen. Moet ik hier wel aan beginnen. Ik verzamel alle moed en blaas met alle kracht vanuit m’n longen warme lucht in m’n handen, die langzaam maar zeker opwarmen. Ondertussen heeft het er alle schijn van dat de walnoot steeds diepere groeven krijgt, of komt het doordat ik zo gefascineerd ben geraakt door zijn aanwezigheid. Nee, ik wil geen sympathie tonen voor zo’n harde noot. Zijn schedel moet kapot! Ik neem hem tussen vinger en duim en bestudeer zijn kwetsbare kant. In luttele seconden is hij gekraakt.

Plaats een reactie