Hij zoog de regen in zich op en kuste de duisternis van de kille witte kust, schreeuwend tegen de wegebbende branding.
Spuugde in het schuim van de golven, zijn maniakaal kolkende bewegingen volgde vloeiend de koppen van de zee, zijn fles half vol en de wind tegen.
Drapeerde zich vervolgens in het grauwe zand, bleef liggen in het niemandsland tussen schemer en nacht. Zijn voeten streelde het nat.
Hij stond op en marcheerde rechtdoor in het zwart.