Dichter bij ik. Op gepaste afstand sta je. Staar je als een havik op z’n prooi gericht. Ja, zo’n blik van je gezicht, is af te lezen, je kijkers zo licht. Licht blauw zoals stille wateren in een ruige oceaan.
Alles suist onaandachtig langs je heen, alles om mijn aandacht te vangen. Hoe krijg je het gedaan, ik in je armen. Genageld op je spot verroer je je niet, enkel je ogen die af en toe knipperen.
Nog steeds die blik. Je lijkt zo kil, zo koel, maar ik voel je verlangen. Ik voel je afwachtende houding om een vrije val in te zetten, wat zijn de belangen.
Met een onverwachte wending duik je recht op me af. Echt, oh echt, is dit m’n straf.