Uitsmijter 127

Ik plof met m’n achterste in volle vaart op de bank. Een wolk aan stofdeeltjes blaast de kamer in en daalt neer op de hond. Zojuist de hond z’n behoefte laten doen in de buitenlucht, en terwijl ik langs de singel liep nam het dier een verfrissende duik in het water. Kletsnat kwam ze naar de kant en schudde haar vacht uit. De blauwe algen vlogen me om de oren en krapte wat achter m’n oor. De hond, ze heet trouwens Soskia, leek mij te immiteren en deed hetzelfde. Nu is ze dus niet alleen nat, maar is ze ook bedolven onder een laag stof. Arm beest! Soskia kijkt me aan en geeft geen krimp. Het lijkt haar niets te deren. Net terwijl ze haar kop wegdraait, niest ze m’n kant uit. Aan het uiteinde van iedere haar op m’n schenen hangt weldra een druppel neusvocht. Soskia laat haar hoofd rusten op ‘t hoogglanzende parket en werpt me een verontwaardigende blik toe. Wederom zal het haar niets deren. Kloten beest! Maar ach, wat scheelt er. Ik krijg ook geen beweging in m’n luie donder en blijf net zo goed hangen op de bank. Als het ’t beest niets kan deren, wat boeit mij het dan. Vereenzelvigd chillen we in de stank. En het enige wat nog blijkt te missen is, de drank!

Plaats een reactie