Uitsmijter 138

Het leven – de dood – en wat hierna komen zal

Licht flaneert over het groene akkerland, het groen wat bloeit en groeit. Zij steelt de laatste penseelstreken van de zon. Ze floreert en ademt uit na een dag vol hitte en kracht. Excellerend door de irrigatie die haar wordt toegediend. Elke zonnestraal brengt haar verder naar de oogst. Waarna zij wordt vergeten.

Naast haar kijkt de ongecultiveerde natuur haar toe, onbewerkt maar wel begrensd. De struiken, bomen, gras en de bloemen zijn gescheiden van haar. Afhankelijk van het regenwater, wat schaars is, sprokkelt hij de laatste schijnsels van de zon. Hij is toeschouwer.

Een muur scheidt dit levende schouwspel van de berusting die achter hem ligt. Hij bewaakt het onoverkomelijke, alsof het weg kan lopen.

Te midden van het ommuurde fort van het einde ligt het huis van licht. Een diaken van kleur eigent zich de aandacht toe. Het is het midden en vormt de poort naar het achterland.

Het land hierachter is in nevel gehuld, oneindig zo lijkt het. Een mysterie in wat hierna komen zal. Gesterkt door de verbeelding.

De zon kleurt de hemel, tot zij onder gaat en de nacht terrein wint. Wat blijft is de wind, hij streelt het glooiende landschap, onverschillig als hij is.

Plaats een reactie